FCI-Rasstandaard

Nederlandse versie FCI-rasstandaard (dwerg)Poedel

Onderstaand is een vertaling van de FCI-rasstandaard voor poedels.

De originele Engelse of Franse versie van deze FCI-rasstandaard voor poedels kan u vinden onderaan deze pagina.

Poedel (Caniche)

FCI -Standaard Nr.172 23-01-2015 / NL Datum publicatie origineel 03-11-2014

Land van herkomst: Frankrijk

FCI Classificatie

- Groep 9: Gezelschap en Toy`s

- Sectie 2 Poedel

- Gebruik: Gezelschapshond

- Geen werktest

Kort historisch overzicht

Etymologisch stamt het Franse woord “caniche” (Poedel) af van “canard”, het Franse woord voor een vrouwelijke eend. In andere landen wordt het woord voor Poedel vaak geassocieerd met rond spetteren in water.

Van herkomst werd het ras gebruikt voor het ophalen van vogels in en rondom het water. De poedel stamt af van de Barbet waarvan veel kenmerken behouden zijn gebleven.

In 1743 werd voor het eerst gesproken van de “caniche” als een vrouwelijke Barbet. Naderhand werden de Barbet en de Poedel geleidelijk gescheiden.

Fokkers werkten hard om rastypische en egaal gekleurde honden te krijgen.

De Poedel werd erg populair als gezelschapshond om zijn vriendelijke, vrolijke en loyale karakter en ook omdat er vier maten en verschillende kleuren zijn zodat iedereen een poedel kan kiezen naar zijn eigen voorkeur.

Algemeen voorkomen

Een gemiddeld gebouwde hond met een karakteristieke gekrulde vacht, die gekruld of gekoord is.

De Poedel heeft een intelligent voorkomen en is constant alert en actief, harmonisch gebouwd en geeft een elegante en trotse indruk.

Belangrijke lichaamsverhoudingen

De lengte van de voorsnuit is ongeveer 9/10 van de schedel.

Lengte van het lichaam (boeggewricht–zitbeen) is iets meer dan de schofthoogte. Schofthoogte is praktisch gelijk aan de hoogte van het bekken. De hoogte van de elleboog tot de grond is 5/9 van de schofthoogte .

Gedrag en temperament

De Poedel is bekend om zijn trouw, zijn schranderheid en intelligentie en het vermogen om te leren en goed te worden getraind dit maakt van hem een goede gezelschapshond.

Het hoofd

Adellijk, rechtlijnig, in verhouding tot het lichaam. Het hoofd is goed besneden en niet zwaar of extreem fijn.

  • Schedel: De breedte is minder dan de helft van de lengte van het hoofd. De breedte is minder dan de helft van de lengte van het hoofd. De gehele schedel lijkt van bovenaf gezien ovaal en gezien vanaf de zijkant licht gewelfd (convex). De lengteassen van de schedel en snuit zijn licht uiteenlopend (divergerend).

  • Wenkbrauwbogen zijn matig aangeduid en bedekt met lange haren. Voorhoofdsgroeve is breed tussen de ogen, versmallend richting de achterhoofdsknobbel, welke zeer goed ontwikkeld is (bij Dwerg en Toy kan die wat minder goed ontwikkeld zijn).

  • Stop: Zeer licht aangeduid. Maar nooit afwezig.

  • Aangezicht gedeelte:

Neus: Ontwikkeld, recht profiel, open neusgaten. Zwart bij zwarte, witte en grijze Poedels; bruin bij bruine Poedels; Bij fawn kleurige (abrikoos/rode) Poedels moet de neus zwart of bruin zijn in overeenstemming met de intensiviteit van de vachtkleur. In licht (fawn) abrikoos moet de neus zo donker mogelijk zijn.

Snuit: Boven belijning is absoluut recht, de lengte is ongeveer 9/10 van die van de

schedel. De onder belijning is nagenoeg parallel aan de boven belijning. De voorsnuit is sterk. De onder belijning wordt gemarkeerd door de onderkaak en niet door de rand van de bovenlip.

Lippen: Matig ontwikkelt, tamelijk droog , van gemiddelde dikte, waarbij de bovenlip

op de onderlip rust en er niet eroverheen hangt. Zwart bij zwarte, witte en grijze

Poedels en bruin bij bruine. Bij abrikoos/rode (fawn) Poedels zijn de lippen min of

meer donkerbruin of zwart. De hoek van de lippen mag niet te geprononceerd zijn.

Kaken/gebit: Volledig schaargebit, sterke tanden.

Wangen: Niet uitstekend, gevormd naar het onderliggende bot. Het gebied onder de oogkas is goed gebeiteld en een beetje op gevuld. De jukbeenbogen zijn enigszins aangeduid.

Ogen: Levendige en intelligente expressie, gelegen ter hoogte van de stop en licht

schuin geplaatst. Amandel vormig. Kleur zwart of donkerbruin. De kleur bij bruin mag donker amberkleur zijn. De oogleden zijn zwart bij zwarte, witte en grijze Poedels. Bij bruine Poedels zijn ze bruin. Bij licht abrikoos Poedels de oogleden zo donker mogelijk.

  • Oren: Tamelijk lang, hangend langs de wangen, aangezet op en vervolgd de lijn die aan de bovenkant van de neus begint en via de buitenooghoek van het oog verder gaat, vlak, vanaf de aanzet breder wordend en afgerond aan het uiteinde, bedekt met zeer lang golvend haar.

Het oorleer zou de mondhoek van de lippen moeten raken - het ideaal is er voorbij - wanneer ze naar voren gebracht worden.

  • Nek: Stevig licht gebogen na de nek, middelmatig lang en met goede verhoudingen.

Het hoofd wordt trots en hoog gedragen. De hals zonder keelhuid, ovaal van vorm. De halslengte is iets minder dan de lengte van het hoofd.

Het lichaam:

  • Lichaam: Goed geproportioneerd. De lichaamslengte is iets meer dan de schofthoogte.

  • Boven belijning: Harmonieus en strak.

  • Schoft: Matig ontwikkeld. De hoogte van de schoft is praktische gelijk aan de hoogte van de top van het bekken tot de grond.

  • Rug: Kort.

  • Lendenen: Stevig en gespierd. Bekken: Gerond maar niet afvallend.

  • Borstkas: Reikt tot aan elleboog; de breedte is gelijk aan 2/3 van de diepte. Voorborst de punt van het borstbeen steekt licht uit en ligt vrij hoog. Bij de Grote Poedels wordt de borstomtrek gemeten achter de schoft en moet minstens 10 cm meer zijn dan de schofthoogte. De borstkas heeft een ovale doorsnede, breed aan het rug gedeelte.

  • Onder belijning en buik: Opgetrokken maar niet overdreven.

  • Staart: Tamelijk hoog, aangezet ter hoogte van de lendenen (voor het ideaal gedragen op “10 over 9” vergeleken met de toplijn).

De ledenmaten:

  • Voorhand: Volledig recht en parallel, goed bespierd met goed bot. De afstand van de elleboog tot de grond is iets meer dan de helft van de schofthoogte.

  • Schouder: Schuin en bespierd. Het schouderblad vormt met de opperarm een hoek van ongeveer 110 graden.

  • Opperarm: De lengte van het opperarm komt overeen met die van het schouderblad.

  • Polsen: Voortzetting van de lijn van het voorbeen.

  • Voor middenvoet: Stevig en bijna recht gezien vanaf de zijkant.

  • Voorvoeten: Eerder klein, stevig, van korte ovale vorm. De tenen zijn goed gewelfd en goed aangesloten. De voetzolen zijn hard en dik. De nagels zijn zwart bij de zwarte en grijze Poedels. En bruin bij bruine Poedels. Bij witte Poedels mogen de nagels gekleurd zijn volgens het kleurgamma van hoornkleurig tot zwart. Bij abrikoos/rood gekleurd zijn volgens het kleurgamma van hoornkleurig tot zwart. Bij abrikoos/rood zijn de nagels bruin of zwart. In verhouding tot de vachtkleur zo donker mogelijk.

  • Achterhand: Algemeen beeld:: Van achteren gezien zijn de achterbenen parallel; de spieren zijn ontwikkeld en zeer goed zichtbaar.

  • Dijbeen: Goed bespierd en sterk.

  • Knie: De hoek tussen dijbeen en onderbeen moet goed.

  • Achterste middenvoet: Eerder kort en recht geplaatst. De Poedel moet geboren worden zonder Hubertusklauwen aan de achterbenen.

  • Achtervoeten: Eerder klein, stevig, van korte ovale vorm. De tenen zijn goed gewelfd en goed aangesloten. De voetzolen zijn hard en dik. De nagels zijn zwart bij de zwarte en grijze Poedels en bruin bij bruine Poedels. De witte Poedels mogen de nagels gekleurd zijn volgens het kleurgamma van hoornkleurig tot zwart. Bij abrikoos/rood zijn de nagels bruin of zwart. In verhouding tot de vachtkleur, zo donker mogelijk.

Gangen/Beweging:

De Poedel heeft een veerkrachtig en lichtvoetig gangwerk.

Huid:

Soepel, niet los, gepigmenteerd. Zwart, bruin, grijs en de abrikoos/rode Poedels moeten een pigmentatie hebben in overeenstemming met de kleur van de vacht. Bij witte Poedels is een zilverkleurige huid gewenst.

Vacht:

  • Haar:

- Krulvacht: Overvloedig en fijn, wollige structuur, goed krullend, elastisch en weerstand biedend aan de druk van de hand, dichte structuur, dik ingepland, van gelijke lengte vormende krullen.

- Koordvacht: Overvloedig en fijn, wollige structuur en dicht, vormen de karakteristieke koorden die minstens 20 cm lang moeten zijn.

  • Kleur: éénkleurig: zwart, wit, bruin, grijs, abrikoos/roodkleurig.

Bruin moet diep, nogal donker, uniform en warm. Beige en lichtere afgeleide kleuren zijn niet toegestaan.

Grijs moet uniform zijn, diep, niet wit of zwartachtig.

Abrikoos/rood moet uniform zijn. Kan gaan van licht abrikoos naar rood of zelfs oranje (abrikoos). Oogleden, neus, lippen, gehemelte, natuurlijke openingen, scrotum en voetkussens zijn goed gepigmenteerd. Voor lichte abrikoos Poedels, al het pigment moet zo donker mogelijk zijn.

Maten en gewicht:

Mannelijk of vrouwelijk moet duidelijk zichtbaar zijn in alle variëteiten.

  • Grote Poedel: Boven de 45 cm tot 60 cm met een tolerantie van +2 cm. De Grote Poedel moet een vergrote en goed ontwikkelde uitgave zijn van de Middenslag Poedel, waarvan hij de zelfde eigenschappen heeft behouden.

  • Middenslag Poedel: Boven 35 cm tot 45 cm.

  • Dwergpoedel: Boven de 28 cm tot 35 cm. De Dwergpoedel moet het uiterlijk weergeven van een verkleinde Middenslag Poedel, met zoveel mogelijk behoud van dezelfde verhoudingen en dit zonder een teken van dwerggroei te vertonen.

  • Toypoedel: Boven 24 cm (met tolerantie van -1cm) tot en met 28 cm (gewenst ideaal 25 cm). De Toypoedel moet het zelfde beeld weergeven in zijn totaalbeeld als de Dwergpoedel en aan dezelfde algemene verhoudingen en vereisten van de standaard voldoen. Elk teken van dwerggroei is uitgesloten; alleen de achterhoofdsknobbel mag wat minder goed ontwikkeld zijn.

Fouten:

Alles wat afwijkt van bovengenoemde punten moet als een fout worden beschouwd en de zwaarte waarmee deze wordt beoordeeld moet in precieze verhouding staan tot de graad van, en de invloed die dit heeft op de gezondheid en welzijn van de hond.

  • Ernstige Fouten:

• Ogen: te groot of te rond, diepliggend, niet donker genoeg.

• Oren: te kort (niet reikend tot de mondhoek).

• Te smalle of te spitse voorsnuit.

• Gewelfde neusrug (ramsneus).

• Karper of zadelrug.

• Te laag aangezette staart.

• Afvallende bekken.

• Steile achterhandshoeking of overdreven gehoekt.

• Vloeiend of te vloeiend of te uitgrijpend gangwerk.

• Dunne, zachte of te harde vacht.

• Onbepaald of niet egaal kleurig.

• Gedeeltelijk gedepigmenteerde neus.

• Ontbreken van 2 premolaren (PM2).

  • Diskwalificerende fouten:

• Agressief of overdreven angstig

• Elke hond die duidelijk fysieke of gedragsafwijkingen vertoont zal worden gediskwalificeerd.

• Gebrek aan type vooral in het hoofd, naar of mix met ander ras.

• Schofthoogte boven de 62 cm bij Grote Poedels of minder dan 23 cm bij Toy`s.

• Staartloos of aangeboren kortstaart.

• Hubertusklauwen of sporen hiervan aan de achterbenen.

• Elke hond met tekenen van dwerggroei: bolvormige schedel, ontbreken van de achterhoofdsknobbel, zeer gemarkeerde stop, uitpuilende ogen, voorsnuit te kort of opgebogen voorsnuit.

• Voorhoofdsgroeve bijna niet aanwezig.

• Zeer licht bot bij Toypoedels.

• Volledig gekrulde staart.

• Honden waarvan de vacht niet eenkleurig is.

• Alle witte vlekken op het lichaam en of voeten, behalve voor witte Poedels.

• Volledig gedepigmenteerde neus.

• Boven of onder voorbijter.

• Elke stand van de tanden die de hond zou kunnen verwonden (bijvoorbeeld slecht geplaatste hoektanden die het gehemelte raken).

• Ontbreken van 1 snijtand of 1 hoektand of 1 scheurkies.

• Ontbreken van 1 PM3 of van 1 PM4 premolaren.

• Ontbreken van 3 of meer premolaren (behalve PM1).

NB:

• Reuen moeten twee normaal ontwikkelde testikels hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.

• Alleen gezonde en goed functionerende honden, met het juiste type en bouw, moeten worden gebruikt voor de fok.

Toevoeging aan de standaard:

De keuring van een poedel tijdens een show betekent niet dat hij in een trimwedstrijd wordt beoordeeld. Het moet niet worden bevorderd en/of gestimuleerd om honden over te toiletteren.

Toegestane showkapsels:

- Leeuwkapsel:

De Poedel, met krullen als met koorden; daarvan wordt de achterhand geschoren tot aan de ribben.

Ook wordt geschoren: De boven en onderkant van de snuit, vanaf de onderste oogleden; de wangen; de voor en achterbenen, met uitzondering van de armbanden en polsmoffen en optionele motieven op de achterhand; de staart, behalve een pluim in ovale of langwerpige vorm.

Een snor is voorgeschreven bij alle Poedels.

Het laten staan van beharing genaamd “broek” op de voorbenen is toegestaan.

- Modern kapsel:

Het laten staan van haar op alle benen is alleen toegestaan als het volgende wordt gerespecteerd.

1.Geschoren:

a) Van de voorbenen de voeten, vanaf de nagels tot de duim (5de teen), de voeten van de achterbenen tot dezelfde hoogte. Alleen de tenen scheren, is toegestaan.

b) Het hoofd en de staart zoals hier boven in de regels beschreven.

Als uitzondering zal worden geaccepteerd bij dit kapsel:

• Het laten staan van kort haar op de onderkaak niet langer dan 1 cm waarvan de onderste lijn parallel moet lopen met de onderkaak. Een baard, genaamd “ geitenbaard ” is niet toegestaan.

• De gehele pluim op de staart weg te laten.

2. Geknipt:

Het lichaam, de lengte kan variëren maar moet tenminste 1 cm zijn om op de ruglijn een “vloeiend” effect te krijgen.

De vachtlengte wordt geleidelijk langer naar de ribben en de ledematen.

3. Bijgewerkt:

a) Een topknot op het hoofd van redelijke lengte en vloeiend overgaand in de nek, schoft en voorkant zonder onderbreking in een enigszins schuine lijn vanaf de bovenkant van de voorborst naar de geschoren voeten.

De bovenkant van de oren mag tot maximaal 1/3 geschoren of geknipt worden in de richting van het haar. Het onderste gedeelte blijft bedekt en wordt geleidelijk langer van boven naar beneden, aan de onderkant mogen de franjes recht geknipt worden.

b) Op de benen een “ broek” met een duidelijke overgang naar de geschoren voeten. De lengte van het haar wordt geleidelijk langer tot op de schouder en de dij, het haar moet daar strak gemeten 4 tot 7 cm zijn, in verhouding tot de maat van de Poedel. “pof” effecten moeten vermeden worden. De “broek” moet wel de typische Poedel hoekingen uit laten komen.

Ieder fantasie kapsel dat afwijkt van de rasstandaard zoals hierboven beschreven leidt tot diskwalificatie. Om het even in welke in de standaard voorgeschreven kapsel de Poedel verschijnt. Alle honden van dezelfde klasse moeten samen gekeurd en geplaatst worden en dit mag de plaatsing in geen geval beïnvloeden.

- Engels kapsel:

Zoals het “Leeuwkapsel” met toevoegingen van motieven op de achterhand zoals armbanden en polsmoffen. Op het hoofd: een topknot. Voor dit kapsel is de snor niet verplicht. Het ontbreken van de scheiding van de vacht op de achterhand is toegestaan. De topknot is niet verplicht (het is verboden om lak of een andere substantie te gebruiken om de topknot overeind te houden).

- Puppy kapsel:

Neem de geschoren delen over van het moderne kapsel.

Op het hoofd: Een topknot van redelijke lengte. De vacht op de voorhand moet op een bal vormen, lijkt op een “ei” vorm van opzij gezien van de voorborst naar boven tot de topknot. De zogenaamde “broek” wordt op de voorbenen behouden, en legt het accent op de typische Poedel hoekingen. De pluim op de staart heeft een ovale of langwerpige vorm . Deze moet geknipt worden langer dan breed met ronde hoeken.

- Scandinavische of Terriër kapsel:

Het kapsel lijkt op het Modern kapsel, het verschil is dat de oren en staart geschoren mogen worden.


Engelse versie FCI-rasstandaard Poedel

Rasstandaard Poedel 23.01.2015-en.pdf

Franse versie FCI-rasstandaard Poedel

Rasstandaard poedel 23.01.2015-fr.pdf